Foto repetitie: Anne van Dorp
Coco Chanel in het NRC
Joyce Roodnat bezocht de repetities van Coco Chanel en interviewde Ulrike Quade. Haar artikel verscheen op 7 april 2017 in het NRC:
Met poppen, „een vorm tussen mens en ziel”, geeft theatermaker Ulrike Quade Coco Chanel gestalte. Steeds kapotgaan en steeds opnieuw beginnen.
“Ze is internationaal vermaard. Ulrike Quade. In 1971 geboren op het boerenland bij Keulen, sinds haar 19de theatermaker in Nederland. Recentelijk werd ze in de hoogte gestoken voor haar adembenemende medewerking aan een Deense Madama Butterfly.
En nu stort ze zich op Coco Chanel. Kunstenaar, mode-icoon, manipulator. Zakenvrouw, nazi-collaborateur. Handige bliksem die in 1945 alle GI’s in Parijs verraste met een fles van haar parfum No. 5 voor hun liefje thuis – en die op slag geen kwaad meer kon doen. Coco Chanel is de ontwerpster wier kledingstukken eerst de burgerij choqueerden en vervolgens zo tijdloos werden dat de wereld er zonder haar anders zou hebben uitgezien.
Terwijl ik me realiseer dat ik toevallig een little black dress draag, een van Chanels visionaire ontwerpen, kijk ik in een studio op een Amsterdams bedrijventerrein naar een repetitie van wat Ulrike Quades voorstelling Coco zal worden. Dansers en een mimespeelster blazen de poppen leven in. Alhoewel, poppen… deze Coco Chanel is een hoed en een jurk, niet veel meer.
„In dat kledingrek hangen haar mannen”, wijst Quade. Ik zie colberts, blazers, een overhemd. Allemaal breedgeschouderd, met grote handen. Er is ook een leren jas met een leren pet: dat zal Chanels nazi-geliefde zijn.
De hoed en de pet wisselen een hartstochtelijke kus. Daarna heeft de jurk ineens die pet op. En telefoneert met Winston Churchill.
Ulrike Quade doet het met poppen. Een pop kan een lijf hebben, benen, armen. Maar soms is hij alleen een kop, of een stel handen.
Waarom poppen?
Quade heeft het over „de onmiddellijkheid” van de pop. „Als je een pop bij je hebt, ben je meteen met zijn drieën. Mensen laten zich raken door poppen.”
En jij dwingt dat af, zeg ik.
„Ja.”
Voor oudere generaties heeft het poppentheater een kinderachtig imago, daartegen heeft Quade zich vaak moeten verweren. Nu hoeft dat niet meer, merkt ze. Jongeren accepteren het zonder omhaal. „Die leven in een digitale wereld. Daar spreekt vanzelf dat een pop een identiteit heeft.”
Ik zie Quades poppen en geloof dat ze leven, ook al is dat overduidelijk niet waar. Hoe doet ze dat? „Poppen maken is beeldhouwen met een schaar”, zegt ze. „Met niet te veel haar, dat is belangrijk. Een paar plukken is genoeg.” Hoe krijg je er leven in? „Door de ogen. Er moet iets glinsteren.”